dag 39
Door: sanne
Blijf op de hoogte en volg Sanne
29 Maart 2010 | Soedan, Khartoem
Het is vrijdag vandaag, en dat merken we meteen aan het verkeer: het is zo rustig als de zondag in een dorpje op de Veluwe. We slapen er lekker door uit: vandaag hoeven we even niets.
Het internet van het flat aan de overkant blijkt goed genoeg voor het verzenden van alle stukjes en zelfs foto’s, zolang we bij de “buren” het Duitse stel Donald en Nathalie zitten. Gisteren was ik nog spijtig dat ik geen Macbook bij me had, omdat zij wel gemakkelijk internet opvingen en wij niet, maar dat bleek dus aan het plekje te liggen, nog geen 2 meter van de plaats waar ik het had geprobeerd.
Er komt een glimmend witte auto aan met een man die gekleed is in een witte djelabba en tulband. Hij begeleidt de twee Braziliaanse mannen: vader en zoon in een witte Landrover met Zuid-Afrikaans kenteken. Die twee reizen van zuid naar noord tot de grens met Egypte, want verder kunnen ze niet vanwege uitsluiting op hun Carnet de Passage. Daarna keren ze weer om. We zagen hun namen als graffiti op het huisje staan van Henri de Zwitser, bijMarsabit in Kenia. Ik vond het toen nogal blijk geven van onbeschoftheid om dat te doen, vooral omdat het mensen uitnodigt om hetzelfde te doen. De wand was beschilderd met een berglandschap.. De Brazilianen stellen zich voor en kletsen wat, maar gaan daarna naar een hotel. Kamal, de Sudanees blijft nog even kletsen en ziet in één oogopslag de Logo op Tim zijn T-shirt: Pratt & Whitney. (Dat zijn vliegtuigmotoren van het soort waar mannen mee gezien willen worden). Meteen worden er over en weer grapjes gemaakt over de motor die in Joost ligt. De man blijkt grondwerktuigkundige te zijn bij de Sudanese vliegmaatschappij. Even later komt hij terugrijden en vraagt meteen naar de Captain: hij heeft een Sudanees vlaggetje meegenomen voor in de auto en geeft visitekaartjes.
Hij vertelt ook dat er ’s middags een groot Soefi treffen is, waar de traditionele dans wordt uitgevoerd waarbij de deelnemers in trance raken. We spreken met alle andere overlanders af, dat we daar vanmiddag heen zullen gaan.
Soefi’s zijn Islamieten die bepaalde ordes vormen, geleid door een leider, de Sjeik. Binnen de Islamitische kringen zijn ze met een groot aantal, maar worden niet erg gehoord omdat ze zeer gematigd zijn. Ze zijn ook in Europa vertegenwoordigd, maar dat is weinig mensen bekend. Het ritueel waar we vanmiddag heengaan, is een wekelijkse aangelegenheid. Door ritmisch te scanderen, begeleid door trommels en bellen, raakt de groep steeds meer los van de dagelijkse beslommeringen. Op een zeker moment beginnen steeds meer mensen te dansen en in cirkels de draaien met de armen gespreid, vaak op 1 been. Tot ze tenslotte omvallen of net hun evenwicht hervinden en dan hebben ze de trance ervaring waar ze zo van opkikkeren. Na het feest gaan ze met z’n allen in de Moskee bidden. Deze bijeenkomsten zijn open voor westerse toeschouwers; het maakt niet uit of je christen bent of Hindoe, je mag in principe zelfs meedoen. Dat kenmerkt de Soefi’s: ze zijn erg tolerant naar anders denkenden, in tegenstelling tot de fundamentalisten. Omdat de Soefie’s hun leiders bijna verheerlijken, vinden de fundamentalisten ook dat dit niet strookt met de leer van de Koran. Je mag als rechtgeaard islamiet alleen Mohammed verheerlijken volgens hen. De regels van de Soefi zijn wat frivoler: de Sjeiks raden hun volgelingen aan om veel te lachen en bij opkomende boosheid verpozing te zoeken bij een vrouw. Hier in Sudan zijn Soefie’s vertegenwoordigd in het parlement. Vaak zijn het mensen die een uitgebreid netwerk hebben via hun ordes, wat gunstig is voor de handel en voor de politiek. De regerende partij is echter meer fundamentalistisch, waardoor er vaak tegenwerking komt naar mensen die Soefisme aanhangen.
’s Middags proppen we ons met 9 personen in een kleine minibus. Half op elkaars schoot rijden we van hot naar haar, want de chauffeur blijkt niet te weten waar we heen willen en is de Engelse taal niet machtig. Om de haverklap staan we stil om aan iemand de weg te vragen. Uiteindelijk weet een jong geluierd meisje in uitstekend Engels te vertalen en weet ze ook nog waar de chauffeur heen moet. Dat is op een groot kaal veld, waar onder talloze heuveltjes zand de doden zijn begraven. Schamele bordjes met in het Arabisch waarschijnlijk de namen zijn de enige tekenen dat er mensen liggen. Midden op het grote terrein staat een tombe ter grootte van een kleinere Moskee: daar is de grote Soefie Sjeik begraven en daar worden de bijeenkomsten gehouden. Voordat we naar binnen gaan zitten we met z’n allen op lage metalen krukjes met nylontouw als zitting een kopje thee te drinken bij een theeverkoopster. Zij zit met vele collega’s bij de ingang van de begraafplaats. Een stoof met een tinnen ketel kokend water heeft ze naast zich en een paar potjes met kruiden en suiker waarmee je je thee desgewenst kan aanvullen staan op haar lage tafeltje. Op een zilveren dienblaadje worden de kleine glazen geserveerd.
Op de begraafplaats beginnen een paar mensen binnen een kring van mannen met witte djelabba’s en tulbanden te trommelen. In de kring gaan mannen en jongens meedoen door te buigen, naar links en naar rechts en naar voren, onderwijl iets roepend over Allah’s grootheid: “La illaha illa Allah”. De mannen in het midden starten de zinnen en geven het ritme aan met hun trommel. Ze hebben groene toga’s over hun kleren aan. Een ervan heeft erg warrig haar. Dat is waarschijnlijk een man van het Beja volk, waarover Rudyard Kipling een gedicht schreef en ze daarin Fuzzy Wuzzies noemde. Er zijn er meer om me heen. Ze hebben ook meestal een zwart vest over hun witte Djelabba. Opmerkelijk is, dat tijdens deze bijeenkomsten geestelijk gehandicapte jongens en mannen een duidelijke rol hebben. Ze worden gewaardeerd omdat ze zich gemakkelijk mee laten voeren door het ritueel en dan de leiding nemen in het tollen en in trance raken. Zo stond er een waarschijnlijk mongoloïde jongen tussen, die meteen meedanste en enthousiast was. Een andere jongen kwam naar ons toe en vroeg of Tim papa was.
Het sfeertje is allervriendelijkst. Telkens komen mensen ons een hand geven en een praatje maken. Oudere mannen leggen uit wat we zien en wat er gaat gebeuren. Ik schaam me een beetje om zo voyeuristisch naar hun feest te kijken, maar we worden gerust gesteld door alle vriendelijke aandacht. Toch erger ik me aan de andere blanken (er blijken er meer op af te komen dan we gedacht hadden dat zich in de stad bevinden), die met camera’s soms in de kring aan het fotograferen en filmen zijn. Ook de Brazilianen doen dat, op een heel irritante manier.
Er komt een nog grotere groep trommelaars aan, en daar blijkt de sjeik tussen te lopen. De mensen gaan nog enthousiaster dansen. De trance valt mij wel mee, je merkt niet echt een afwezigheid in blik of motoriek. Het duurt allemaal een aardige tijd: tot zonsondergang. Dan gaat iedereen naar een overkapping om te bidden en wij verdwijnen. De Duitsers gaan nog naar de Soekh om een hapje te gaan eten, maar wij gaan met een taxibusje terug naar de Blue Nile Sailing Club om het restje soep op te maken. Ook deze chauffeur heeft geen flauw benul waar hij heen moet, ondanks ons briefje met het adres in het Arabisch. Hij rijdt als een krant: telkens gas gevend en weer loslatend. Op een stukje snelweg blijft hij links rijden met 40 km per uur. We zijn blij als we heelhuids aankomen.
Op de club is het super druk. De storm na de stilte, zeg maar. We staan volledig ingeparkeerd en aan de andere kant van het hek raast het verkeer. De wc wordt door alle gasten gebruikt en is spoedig niet meer te harden. Niemand besteed aandacht aan ons of dringt zich op. Als we ons laddertje opgaan bekruipt me de gedachte dat we slechts afgescheiden door een beetje canvas midden in het uitgaansleven van Khartoum liggen te slapen. Vergelijkbaar met de bedelaressen die buiten de hekken van het hotel in Addis Abeba op hetzelfde stukje stoep waar ze de hele dag zitten hun matje uitspreiden en gaan slapen. We leiden een zelf verkozen zwerversbestaan, vuil en stoffig, levend van dag tot dag. Voor ons is het echter een tijdelijke keuze: we gaan weer terug naar onze schone en geordende maatschappij. Maar mensen zoals Donald en Nathalie hebben alles thuis opgegeven en gaan achter hun droom aan. Zij lijken geen terugkom plannen te hebben, terwijl mensen zoals Rita en Peter, die in Isiolo de gehandicapte kinderen helpen of Tim en Kim, die in Gorgora een “village”aan het bouwen zijn voor gasten toch hun banden met thuis stevig houden.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley